Youth for Christ biedt jongeren stabiele basis, die ‘een hoop problemen kan voorkomen’

Een maatschappij die steeds individualistischer wordt en jongeren die het lastig vinden om met elkaar te praten over zaken die niet goed gaan in het leven. Dat moet anders, vindt algemeen directeur Bram Rebergen van Youth for Christ, als reactie op staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) die de geldkraan dicht wil draaien voor jongeren die psychologische hulp zoeken.

Steeds meer jongeren hebben professionele psychologische hulp nodig. Een ‘grenzeloze groei’ die moet worden ingeperkt, vindt Van Ooijen. Hij zegt in een artikel van de NOS [1] dat hij de geldkraan voor jeugdzorg dicht wil draaien, door simpelweg vaker ‘nee’ te zeggen tegen jongeren en hun ouders die om psychologische hulp vragen.

Maar dat is niet de oplossing, zeggen verschillende deskundigen en hulpverleners in een volgend artikel [2]. Meer oog hebben voor elkaar doet al heel veel. Volgens de deskundigen zou het schelen als tieners en jongeren meer gezien en gehoord worden. Ook is het belangrijk om problemen onder de jeugd vroegtijdig aan te pakken of te voorkomen, bijvoorbeeld door de inzet van jongerenwerkers.

Rebergen: “De jongerenwerkers van Youth for Christ staan heel dichtbij de jongeren die zij dagelijks tegenkomen op straat en in onze jongerencentra. Juist door een relatie met hen op te bouwen ontdekken wij waar bepaald gedrag vandaan komt en zijn we in staat om in een vroeg stadium ontsporing of psychische klachten te voorkomen.” De jongerenwerkers van Youth for Christ zoeken actief jongeren op die kwetsbaar zijn. Dat werkt preventief en voorkomt in veel gevallen de stap naar professionele jeugdzorg. Jongeren worden zelfverzekerder en ontwikkelen een stabiele basis, die een hoop problemen kan helpen voorkomen.

“Ik begrijp best waar de reactie van de staatssecretaris vandaan komt,” aldus Rebergen. “De vanzelfsprekende zorg voor jongeren is meer en meer gedelegeerd naar professionals vanwege de toenemende complexiteit binnen huishoudens. Daar ligt een breder vraagstuk waar we met elkaar wat mee moeten.”